Tekens van vroomheid

Het verhaal van gevelbeelden, wegkruisen en kapellen in de voormalige gemeente Sint Geertruid

In oktober 2007 hebben wij de lezers van ’t Klokje, het  parochieblad van Sint Geertruid en Eckelrade, gevraagd of zij ons iets zouden kunnen vertellen over een van de kruisen of gevelbeelden die in Sint Geertruid te vinden zijn.

Dit heeft er toe geleid dat we bij onze tochten door het dorp bij de inventarisatie van die kruisen en gevelbeelden regelmatig werden aangesproken door mensen die op de hoogte bleken te zijn van onze vraag en die ons konden helpen aan wetenswaardigheden over die kruisen en gevelbeelden. 

We hebben de gegevens, foto’s en verhalen die vanaf 1989 door de leden van de afdeling Sint Geertruid van de Stichting Kruisen en Kapellen in de gemeente Margraten zijn verzameld, aangevuld met de door ons verzamelde gegevens. Frans Bisscheroux, Giel Frambach en Lucien Curfs hebben zich ingespannen om de wegkruisen, gevelbeelden en kapellen te beschrijven en op de foto te zetten. Ze hebben zorg gedragen voor het onderhoud van de bestaande tekens van vroomheid. Mede op hun initiatief zijn kruisen vervangen en zijn er nieuwe tekens van vroomheid bij gekomen.

Presentatie van het Compendium ‘Tekens van Vroomheid’ tijdens Open dag van de Heemkundevereniging Sint Geertruid

Het compendium is ondergebracht in een A4 – klapper met vier ringen. Het omvat beschrijvingen en foto’s van 37 gevelbeelden, 35 kruisen en 5 kapellen. 

Op zondag 11 januari liepen heel wat mensen uit Sint Geertruid en omstreken tussen 11 en 17 uur het Gemeenschapshuis binnen om daar een rondgang te maken langs films, presentaties, stands en panelen met foto’s over het heem van Sint Geertruid. De Heemkundevereniging hield daar haar eerste open dag. Bij de opening bedankte de voorzitter, de heer Wiel van Boekel zijn aftredende voorganger Frans Roebroeks voor zijn initiatief en zijn pioniersactiviteiten gedurende de 20 jaar van het bestaan van de vereniging.

Een delegatie van het bestuur van de stichting Kruisen en Kapellen in de gemeente Margraten luisterde samen met de andere aanwezigen naar de presentatie die Bert Nijsten en René Houben verzorgden over het verzamelen van gegevens en verhalen over de gevelbeelden, kruisen en kapellen in de voormalige gemeente Sint Geertruid. Ze besloten ‘hun verhaal’ met het uitreiken van het eerste exemplaar van hun klapper ‘Compendium Tekens van vroomheid’ aan de voorzitter van de stichting Kruisen en Kapellen, onze dorpsgenoot de heer Frans Frambach. Deze toonde zich verheugd en dankte beiden voor het vele goede werk dat heeft geleid tot deze bijgewerkte en uitgebreide inventarisatie van de gevelbeelden, kruisen en kapellen in het heem van Sint Geertruid toen dat nog een zelfstandige gemeente was.

De auteurs van het compendium reikten het tweede exemplaar uit aan de voorzitter van de Heemkundevereniging. In zijn dankwoord sprak deze de hoop uit op een voortzetting en een intensivering van de samenwerking met de redacteuren.

Inmiddels heeft ook de parochie Sint Gertrudis in de persoon van pastoor Henk Zengers een exemplaar in ontvangst mogen nemen en liggen in de Koekenpan en het Gemeenschapshuis een aantal folders en boekjes gereed met en over de wandeling naar het ‘Bokkenrijderskruis’ in Bruisterbosch.

De regionale pers en radio hebben ‘de mannen van de wegkruisen in Sint Geertruid’ weten te vinden en hebben daarvan verslag  gedaan.

Voorwoord Compendium

Op zoek naar het verhaal achter de gevelbeelden, kruisen en kapellen

In de tweede helft van de vorige eeuw kwamen er in onze streken steeds meer mensen die zich bezig gingen houden met het beheer en onderhoud van kruisen en kapellen. De kruisen en de kruisbeelden, de kapellen en gevelbeelden werden geïnventariseerd, opgemeten en gefotografeerd. Bijzonderheden over mate-rialen en standplaatsen werden vastgelegd. Daarnaast werden die kruisen, kruisbeelden, gevelbeelden en kapellen gerenoveerd, geschilderd, gerepareerd, soms vervangen of verplaatst en werden standplaatsen opnieuw ingericht of verfraaid. In Sint Geertruid gebeurde dat door de Stichting Kruisen en Kapellen afdeling Sint Geertruid.

Frans Bisscheroux, Giel Frambach, Lucien Curfs namen het voortouw en samen met heel wat anderen is er alles aan gedaan om het religieuze erfgoed opnieuw te laten schitteren. In Sint Geertruid heeft Frans Frambach de rol van stimulator enkele jaren geleden overgenomen. Samen met Jo Purnot en Jan Scheepers vormt hij thans het bestuur van de Stichting Kruisen en Kapellen in de Gemeente Margraten.

Als je mensen uit de buurt van zo’n  ‘teken van vroomheid’ er naar vraagt blijkt vaak dat zij een speciale band hebben met het naburige kruis of gevelbeeld.  Het onderhoud is bij hen in goede handen. Vaak hebben ze die zorg overgenomen van hun voorouders of van buurtgenoten.  Soms zouden ze de zorg graag aan iemand anders willen overdragen. Zij kennen vaak ook het verhaal dat hoort bij ´hun´ kruis, gevelbeeld of kapel.

 Naar die verhalen zijn wij op zoek gegaan. ´Wij´ dat zijn Bert Nijsten en René Houben. Wij wilden en willen bijvoorbeeld graag weten wie een kruis heeft neergezet, waarom dat gedaan is, sinds wanneer het kruis op die plek staat, of er eerder een ander kruis heeft gestaan, of het kruis misschien is verplaatst en welke mensen ´iets hebben met dat kruis´en wat dat dan is .

Wij willen het vele en degelijke werk dat al eerder gedaan is completeren met deze ´achtergrondverhalen.  We hebben de gegevens die door de Stichting Kruisen en Kapellen afdeling Sint Geertruid vanaf 1987 zijn verzameld vergeleken met de huidige stand van zaken en waar nodig hebben we de gegevens aangevuld. Tijdens onze rondgang zijn we regelmatig door mensen aangesproken die graag wilden weten wat we aan het doen waren. Soms hebben we bij mensen aangebeld en ze gevraagd naar hun verhaal. Dit heeft inter-essante gegevens opgeleverd.

Gesprekken met de (oud-)dorpsgenoten Jef Wetsels, Lucien Curfs, Giel Fram-bach, Ger Lardenois, Piet van Wanrooy en Frans Frambach hebben ook belang-rijke gegevens opgeleverd. De neerslag van de verhalen en de gesprekken is opgenomen op de pagina’s in deze klapper. Volgens een vast stramien hebben we de beschikbare gegevens beschreven en voorzien van recente en oudere foto’s. Daarbij hebben we dankbaar gebruik gemaakt van het beeldmateriaal uit de archieven van de Heemkundevereniging Sint Geertruid en van particu-lieren.

 Wij zijn ervan overtuigd dat er onder de gebruikers van deze klapper mensen zijn die ook een verhaal over een kruis of gevelbeeld kunnen vertellen of die ons zouden kunnen verwijzen naar mensen die ons zo´n verhaal zouden kunnen vertellen. Wij stellen het op prijs als u ons dit laat weten. U vindt onze gegevens hiernaast. Die nieuwe gegevens zullen dan deel uitmaken van later te verschijnen aanvullingen op deze klapper.

Graag zeggen wij iedereen dank die heeft bijgedragen om onze speurtocht naar achtergrondverhalen tot een succes te maken.

We wensen u veel plezier met het doorkijken van het compendium van de gevelbeelden, kruisen en kapellen die zich bevinden op het grondgebied van de voormalige Gemeente Sint Geertruid.

Het plaatsen van kruisen op kruisingen van wegen

Waarom werden er kruisen geplaatst ?

Elke keer als je in het landschap een wegkruis aantreft, weet je dat er in een ver of nabij verleden omstandigheden zijn geweest die mensen er toe brachten op die bepaalde plek een kruis op te richten.

Die omstandigheden waren telkens weer anders: een moord, een ongeluk, een feestelijke herdenking, een volksmissie, een natuurramp. Onder al die verschillende omstandigheden hebben onze voorouders wegkruisen opgericht omdat zij vanuit hun geloof aankeken tegen de gebeurtenissen in hun leven.

De meeste publicaties over dit onderwerp zijn het er over eens dat de oudste exemplaren tekens van vroomheid waren. Deze zogenaamde devotie- of vroomheidskruisen werden vaak neergezet bij kruisingen van wegen en zijn te beschouwen als oprechte uitingen van het katholieke geloof.  

Het is duidelijk dat het karakter van het Limburgse landschap wordt beïnvloed door de vele kruisen die we er langs ’s Heren wegen aantreffen, soms vergezeld door een boom of een groepje bomen.  Deze bomen vormen markante plekken in het landschap, maar door de kruisen die erbij geplaatst zijn worden ze vooral gezien als zichtbare, tastbare tekenen van geloof. Als zodanig hebben ze een belangrijke rol gespeeld in het leven van de bevolking, de eeuwen door.

De religieuze betekenis van kruisen, gevelbeelden en kapellen

In de zuidelijke helft van ons land heeft het katholieke geloof zeker tot de zestiger jaren van de vorige eeuw het dagelijkse leven van de bewoners sterk beïnvloed. Katholieken geven ook graag door uiterlijke tekenen uiting aan hun geloof. Wegkruisen zijn zo’n teken van geloofsuiting. Deze katholieke oriëntatie heeft gezorgd voor het oprichten van een groot aantal wegkruisen. Opvallend genoeg is met de veranderde beleving van het geloof de aandacht en de waardering van deze uiterlijke tekenen niet minder geworden. Weliswaar zijn we wat minder vertrouwd met de religieuze beleving rondom zo’n kruis, maar er valt de laatste jaren weer een herontdekking te ervaren rondom dit stukje religieus erfgoed. 

Verwijzing naar de aanwezigheid van God

Een wegkruis heeft alles te maken met het geloof van de mensen. Zo’n wegkruis draagt immers bij aan een gewijde betekenisgeving van het landschap. Dat wil zeggen dat het te midden van het landschap een verwijzing wil zijn naar de aanwezigheid van God. Het is een vorm van volkscultuur die alles te maken heeft met volksvroomheid. Het is geen uiting van bijgeloof,  maar van vroomheid, omdat deze geloofsuiting altijd verenigbaar is met, en in het verlengde staat van, het door de kerk verkondigde en door de gelovigen beleefde geloof. Immers, een wegkruis, een veldkapel, Mariagrot of H. Hartbeeld verwijzen alleen al door hun vorm en symboliek naar datgene wat ook in de liturgie van de kerk naar voren komt, ja, centraal staat. Deze uitingen van volksdevotie zijn dus nauw verbonden met de binnen de kerkmuren vormgegeven liturgie. Ze verruimt als het ware de liturgie van binnen het kerkgebouw naar buiten. Daarom heeft de kerkelijke overheid ook nooit deze uiting als concurrerend beschouwd, integendeel, vaak nam de parochiegeestelijkheid zelf het initiatief tot het oprichten van een kruis, kapel of H. Hartbeeld, of werd er officieel toestemming aan gegeven door het inzegenen er van.

Devotiecentrum van de buurt

Met het inzegenen werd niet alleen kerkelijke toestemming gegeven aan deze devotieplek, maar werd het teken van vroomheid door het toe te wijden aan God onttrokken aan de profane alledaagsheid en kreeg het een religieuze betekenis.

Deze religieuze betekenis leefde vooral bij de buurtbewoners. Het werd hun religieuze plek, hun aan God gewijde plaats. Deze kapellen en wegkruisen waren plekken waar gebeden werd. Dat gebed kan een individueel gebed van een buurtbewoner of voorbijganger zijn, maar het kan ook het gebed van de gemeenschap zijn als die gemeenschap op deze plek in gebed samenkomt. Tot voor enkele jaren was het heel gebruikelijk dat de buurt bij een wegkruis of bij een kapel bij elkaar kwam om gezamenlijk, meestal de rozenkrans te bidden. Vaak gebeurde dat op vaste tijden, bijvoorbeeld in de mei- of oktobermaand, maar ook als er een bijzondere intentie was, bijvoorbeeld als een buurtbewoner ernstig ziek of overleden was. Zo’n plek groeide in de loop der tijd vaak uit tot het devotionele centrum van die buurtgemeenschap, een plek waar lief en leed van de buurt in gelovig vertrouwen werd gedeeld.

Versieren van kruisen

Ook in ons Sint Geertruid zien we dat de wegkruisen, bijvoorbeeld in de dagen voor Pasen extra versierd worden. Een heel oud en mooi gebruik. Maar omdat wij in onze tijd wat minder vertrouwd zijn met dit soort oude gebruiken is het goed om bij deze traditie even stil te staan.

Ook het versieren van het kruis is een uiting van de devote omgang met het kruis. Rond bepaalde feestdagen, met name rond Palmzondag en in de Goede Week, wordt het kruis bijzonder versierd als uiting van dankbaarheid en eerbetoon aan God. Om het corpus of de armen van de Gekruisigde wordt een krans van gevlochten bloemen of takken aangebracht.

Het is in onze streken altijd een goed gebruik geweest, om bij het passeren van een wegkruis of kapel, of beter gezegd bij het passeren van Onze Lieve Heer, of de heilige aan wie de kapel gewijd is, hen te groeten en hen daarmee te eren. Vaak gebeurde dit door het afnemen van de hoed, het maken van een kruisteken, of door een schietgebedje te bidden. Soms vond je dat schietgebedje op een bordje dat bij het wegkruis geplaatst was.

Van officieel kerkelijke zijde krijgt een dergelijk wegkruis weer betekenis tijdens de jaarlijkse processie. Kruisen en kapellen bepalen soms zelfs de route van de processie, ook omdat er een rustaltaar bij zo’n kruis of kapel geplaatst wordt, waar de priester het Allerheiligste voor een moment van aanbidding kan plaatsen.

Veldkruisen worden ook aangedaan op de zogenaamde kruisdagen, drie opeenvolgende dagen voor Hemelvaartsdag. Dan trekt een eenvoudige processie, – meestal wordt er alleen een kruis meegedragen, vandaar de naam kruisprocessie en kruisdagen – door de velden en langs veldkruisen om zo Gods zegen te vragen over de velden opdat een goede oogst verkregen wordt.

Hoewel al deze gebruiken rondom kruisen en kapellen steeds minder vanzelfsprekend worden, neemt dit niet weg dat zij aanwezig blijven als zichtbare en tastbare tekens van het geloof dat zovele eeuwen een grote rol gespeeld heeft in het leven van de Limburgse mens.

Ze zijn en blijven daarmee monumenten die verwijzen naar oprechte volksdevotie en naar Onze Lieve Heer die zorgzaam met hen meetrekt, door de eeuwen heen.

Hoe oud zijn de wegkruisen in Sint Geertruid ?

Naar deze vraag kan men op twee manieren kijken. Men kan haar lezen als: ‘Hoe lang bestaan er al wegkruisen in Sint Geertruid ? ‘ en als  ‘Hoe oud zijn de thans nog aanwezige kruisen ?’

Op de eerste vraag is geen concreet antwoord te geven. Het is niet bekend waar en wanneer de eerste wegkruisen in onze streken zijn opgericht. Het ontbreekt ons aan historische gegevens. Vast staat echter dat al meerdere eeuwen geleden door onze voorouders in Limburg in de open lucht kruisen werden opgericht en we weten bijna zeker dat de eerste wegkruisen stenen kruisen geweest zijn.  In Maastricht stond in 1326 al een kruis op de hoek van de Muntstraat. Het oudst bekende stenen kruis in onze streek is het moordkruis bij de Tienhovenmolen te Wolfshuis op het plateau van Margraten. Het kruis herinnert aan het feit dat op die plek op 24 juni 1417 goudsmid Claes werd vermoord. Aannemelijk is dat ook in Sint Geertruid voor 1800 kruisen werden opgericht.

Kruisen werden vroeger vrijwel steeds van hout gemaakt. Christus werd immers aan een houten kruis genageld. We mogen er van uit gaan dat ook in ons dorp de meeste wegkruisen oorspronkelijk van hout waren. Men kende echter toen nog geen conserveringsmiddelen. Een en ander betekent, dat een opgericht houten kruis na enkele jaren door weersinvloeden onherroepelijk verloren ging. Het kruis werd dan vervangen door een nieuw houten kruis.

Al zijn de huidige kruisen in Sint Geertruid niet heel erg oud, de plaats waar ze staan kan wel enkele eeuwen oud zijn.

Volgens een besluit van de Franse regering tijdens de bezetting van de Nederlanden van ca 1792 tot 1810 moesten overal van torens en huizen alsook van andere openbare plaatsen de kruisen verwijderd worden. Aan dit besluit werd streng de hand gehouden. Of men zich in Sint Geertruid aan dit besluit gehouden heeft, wie zal het zeggen?

Als in het midden van de 19e eeuw zich de eerste ijzergieterijen in onze streken vestigen, zien we de eerste gietijzeren kruisen op kerkhoven verschijnen.

Na enige tijd staan ze ook als wegkruis langs de wegen. Zij werden oorspronkelijk als kitsch bestempeld en er bestond een zekere aversie tegen. Zij waren goedkoop, maar bleken wel erg duurzaam. Versierd met mooie ornamenten en in goede staat van onderhoud, worden zij tegenwoordig tot kunstzinnige monumentjes gerekend. In Sint Geertruid vinden we momenteel 7 gietijzeren kruisen.

Samenvattend kunnen we stellen dat er meerdere eeuwen wegkruisen in ons dorp hebben gestaan. Door verweer en andere oorzaken zijn er geen oorspronkelijke kruisen meer aan te duiden.

De oudste kruisen in ons huidige ‘wegkruisenbestand’ dateren uit het midden van de 19e eeuw. Sint Geertruid heeft vier plekken waar al in 1865 kruisen stonden, dat weten we zeker omdat die plekken gemarkeerd zijn op de kaart van de gemeente Sint Geertruid van J. Kuijper.

Dat zijn de kruisen:

01 kruising Karreweg – Oude Leisendelweg – Trichterweg, 13 splitsing Valkenburgerweg – Roskuil, 28 kruising Eijsderweg – Achter de Höfkes – Maarlanderweg – Eindstraat en 35 voormalig kruis op vijfsprong aan de Burgemeester Wolfsstraat

Verreweg de meeste kruisen die we vandaag aantreffen zijn dus nog betrekkelijk jong. Aannemelijk is dat de meesten hiervan in het begin van de 20e eeuw zijn geplaatst. Met zekerheid weten we dat van twee kruisen 02 kruising Valkenburgerweg – Schampeljoensteeg (1918) en 21 tegen Huuskesboom aan Groeneweg (1918)

De betekenis van de plaats waar wegen kruisen in de loop van de geschiedenis

Voor de Romeinen

Al vóór de komst van de Romeinen waren bij de Germanen en Galliërs en andere kleinere volksstammen de kruiswegen (waar twee wegen in een kruis over elkaar lopen) en driesprongen plaatsen van bijgeloof. Daar hielden zich bij voorkeur geesten op en daar, zo dacht men, had een ontmoeting plaats van verleden, heden en toekomst, drie mysterieuze grootheden.

In de Romeinse tijd

Met de komst van de Romeinen in onze streken werd het bijgeloof op dit gebied niet minder. De kruispunten van de grote wegen waren voorname plekken, die dikwijls gebruikt werden als uitgangspunt voor land- en grensmetingen. Op die plekken plaatsten de Romeinen hun grenspalen of grensstenen, die dan onder de bescherming van een van hun bijzondere goden gesteld werden. Het kon namelijk gebeuren, dat deze grensstenen werden vernietigd of verplaatst of dat ze wegspoelden.Zelfs werden bij deze grensstenen altaren geplaatst, waar op gezette tijden door speciale priesters offers werden opgedragen. De verering van de plek waar wegen elkaar kruisten zat zo diep in het volk geworteld, dat honderden jaren na de kerstening van onze streken nog steeds moest worden opgetreden tegen deze vorm van afgoderij.

De eerste geloofsverkondigers zijn zeer tactisch met deze heidense gebruiken omgegaan: ze vormden ze om tot christelijke gebruiken.En zo verdwenen voor en na de heidense altaren nabij de kruisende wegen en driesprongen en verrezen op hun plek de kruisen. Dit is waarschijnlijk het ontstaan geweest voor sommige kruisen langs Limburgse wegen.

Verspreiding van het christendoom in onze streken

De Romeinse troepen hebben in de tijd dat zij onze streken bezet hielden hier een dicht net van wegen aangelegd. Dit wegennet was voor hen een fundamenteel instrument voor het in bezetting houden van de veroverde gebieden.Langs deze wegen lagen bij elke nederzetting een of meer grafvelden, waar de as van de doden werd bijgezet, buiten de bebouwde kom, zoals een oud gebruik dat wilde. Ook de resten van enkele Romeinse tempels zijn hier in het zuiden van Limburg opgegraven.Een belangrijk facet van de Romeinse periode in de Maaslanden is de eerste verbreiding van het christendom. Deze verbreiding is niet van grote omvang geweest en was niet, althans niet in de eerste plaats het gevolg van missionering, maar van het feit, dat zich onder de Romeinen en Gallo-romeinse militairen en ambtenaren christenen bevonden, terwijl zich ook onder de kooplieden en handwerkers verschillende christenen bevonden zullen hebben.Vooral in de steden en grote nederzettingen langs de wegen trad het christendom op de voorgrond. Op het platteland zal het wel niet in noemenswaardige omvang zijn doorgedrongen en zich beperkt hebben tot de bewoners van de “villae”. Onbekend is in hoeverre de autochtone bevolking het christendom aanvaard heeft.

De kerstening van onze streken

De situatie op het platteland zal nauwelijks anders zijn geweest in de tweede helft van de 4e eeuw wanneer Tongeren tot een belangrijk centrum is uitgegroeid evenals Maastricht, waar bisschop Servatius zich terugtrok in verband met aanhoudende politieke onrust.Pas in de tweede helft van de 7e eeuw geeft Amandus, bisschop van Maastricht, een nieuwe stimulans aan de missionering waarna omstreeks het jaar 750 de kerstening van onze streken voltooid zal zijn.

Het geloofsleven van de bevolking in de Middeleeuwen

Over het geloofsleven van de bevolking in onze streken tot ongeveer het jaar 1200 is weinig bekend. Het ziet er naar uit, dat de geestelijkheid daarop nog weinig invloed uitgeoefend heeft, misschien niet kon uitoefenen, omdat de meeste geestelijken daarvoor geen opleiding ontvangen hadden. De bevolking vervulde haar kerkelijke verplichtingen, voorgeschreven door kerkelijke bepalingen en concilies. In hoeverre er werkelijk religiositeit leefde, weten we niet door gebrek aan historische gegevens.

Zijn er nog mensen die uit eigen ervaring of uit overlevering weet hebben van het verhaal dat bij de wegkruisen van Sint Geertruid hoort ?

Waar je in ons dorp ook het veld in wandelt, steeds kom je wel een of meerdere kruisen tegen. Waarom ze daar staan, hebben wij ervaren, is meestal moeilijk te achterhalen omdat er nog maar weinig bewoners zijn die daarover kunnen verhalen. Wat uit de spaarzame verhalen blijkt is dat die kruisen verweven waren en misschien nog wel zijn met het wel en wee van de bewoners van Sint Geertruid.Het boerenleven is in ‘n dorp niet altijd even gemakkelijk geweest, en zeker in vroegere jaren niet. De mens van toen had als ongenode gast aan tafel, steeds maar weer de zorg om het bestaan. Hebben we te eten ? Blijven we gespaard van ziekten, ook van ziekten onder het vee ? Natuurlijk waren er ook blijde momenten. De geboorte van een kind, huwelijken, jubilea, carnaval. Maar vooral ook de kerkelijke feesten, die door de katholieke bevolking van onze streek en ons dorp, intens gevierd werden. Geloof en leven waren hecht met elkaar verbonden. En de kruisen langs wegen en paden, in en buiten de bebouwde kom, waren een uitdrukking van hun geloof in Gods nabijheid op hun levensweg.En zo staan ze daar dan, onze veldkruisen, als een gebed in hout, in smeedijzer, in gietijzer of steen, om de zegen af te smeken over de boer en zijn werk. Want wie is meer dan de boer voor zijn broodwinning afhankelijk van de natuur, van de grond, van de afwisseling van zon en regen.Als dan in de zomer en herfst de oogst op de velden stond, het gras in de hooiwei gemaaid moest worden en het fruit rijpte in de boomgaarden, dan kon een slagregen of felle hagelbui in enkele ogenblikken alle werk van devoorbije maanden teniet doen.En daarom dat kruis te midden van de velden.

Het hagelkruis, uitdrukking van het geloof, dat de boer alles moet doen om het land vrucht te doendragen, maar ….. en dan verwijs ik naar teksten die je dan vaak op zo’n hagelkruis aantreft: ‘Geloofd zij Jezus Christus’ of ‘Mijn Heer en mijn God’. Deze kruisen vind je aan het begin van een veld. De drie kruisen hieronder zijn voorbeelden daarvan uit Eckelrade, Bruisterbosch en Herkenrade. Een kruis met de tekst  ‘Bid voor zijn ziel’  tref je aan op de plek waar iemand, als gevolg van een uit de hand gelopen ruzie, van het leven beroofd werd. Of op de plek waar de plotseling geschrokken paarden op hol sloegen en vaak de voerman in het ongeluk meesleepten. Het kruis op de plek waar iemand in het donker de weg kwijt raakte en verdronk in een veldpoel.‘Bid voor zijn ziel’, steeds weer die uitdrukking van de zorg om het eeuwige geluk van de medemens, van de dorpsgenoot, die onverwacht en mogelijk onvoorbereid op zijn tocht door het landschap, het eind van zijn levensweg had bereikt.

Deze kruisen noemen we memoriekruisen of gedachteniskruisen.Het kruis in het bos bij camping ‘De Bosrand’ herinnert aan het ongeluk tijdens de jacht waarbij de 14-jarige Bèrke Wetsels per ongeluk doodgeschoten werd en het kruis op de ‘galling’ in Bruisterbosch herinnert aan de ophanging van Antoon Overkorn en Leonard Eyssen die daar op 6 november 1776 als Bokkenrijders werden terechtgesteld. 

Soms geven kruisen de grenzen van de parochie aan. Deze grenskruisen werden geplaatst aan de rand van de bebouwde kom. Ga maar na, uit welke richting je Sint Geertruid ook binnen komt, er staat altijd een wegkruis. Soms werden kruisen gebruikt als vervanging van grenspalen, of als markant punt om je op te oriënteren in het landschap, omdat er vaak hoge bomen bij geplant waren. Een voorbeeld hiervan is  het kruis bij Huuskesboam in Libeek. 

In groten getale

Wegkruisen zijn dus opgericht om velerleid redenen, maar stonden ze eenmaal, dan gingen ze een rol spelen in het leven van elke dag. Bij wegkruisen hield de jaarlijkse sacramerntsprocessie halt en werd de zegen met het Allerheiligste gegeven. Bij wegkruisen stopte de lijkstoet om er voor de overledenen te bidden. Bij wegkruisen baden mensen op weg naar hun werk of terugkerend van een wandeling. Naar schatting staan er zo’n 1000 wegkruisen in Limburg. Daarvan staan er 35 in Sint Geertruid. Ze staan in het midden van dit compendium beschreven. Kruisen staan zo goed als altijd in de openbare ruimte.

Gevelbeelden bevinden zich op privéterrein: in de gevels van woonhuizen.  In Sint Geertruid vinden we 37 beelden in nissen in de gevels van de huizen met name in Herkenrade, Libeek en Moerslag. In de meeste nissen staat een Mariabeeldje ten teken dat de bewoners zichzelf, huis en haard onder de bescherming van OL Vrouw hebben geplaatst. Het compendium opent met de beschrijving van deze gevelbeelden. Het compendium wordt besloten met de beschrijving van de kapellen in de buurtschappen Bruisterbosch en Moerslag en de Lourdesgrot in Herkenrade. Naast deze tekens van vroomheid van de mensen van deze buurtschappen bevinden zich op twee plaatsen kleinere Mariamonumenten: in de berm langs Het Bukel nabij Moerslag en tegen een boom langs de Julianaweg boven aan de Linderweg.

De herkomst van de gietijzeren kruisen

In dit compendium worden de wegkruisen binnen de oude gemeente Sint Geertruid nader omschreven. Het zal u hierbij opvallen dat de gietijzeren kruisen uitvoeriger worden beschreven. Het is juist deze groep wegkruisen waarop een veelheid van ornamenten wordt aangetroffen, die andere wegkruisen van smeedijzer, steen of hout missen. Bij sommige kruisen zijn de ornamenten ontleend aan de gotische bouwstijl, voor andere ontwerpen komen de motieven uit de levende natuur. Bij de meeste typen gaat het om mengvormen. Van de profane symbolen zijn urn, dovende fakkel en zandloper het meest als ornament in de gietijzeren kruisen verwerkt. Van christelijke herkomst zijn de lettercombinaties als IHS en AM, naast lijdenswerktuigen, driehoek met Oog Gods en heilig Hart. Motieven uit de plantenwereld zijn voornamelijk klimop, wijnrank, lisdodde en papaver. Deze ornamenten bevestigen, dat de gietijzeren kruisen die langs onze wegen zijn geplaatst in feite waren ontworpen als grafteken.

Bomen bij kruisen

Het is u ongetwijfeld wel eens opgevallen, dat bij een kruis of kapel een of meerdere bomen zijn aangeplant. Vaak staan die kruisen en kapelletjes op kruisingen van wegen. Men hoopte dat het kruis of het kapelletje de boeren die op de velden werkten en de gewassen die er groeiden zouden beschermen tegen bv. hagel of bliksem. Van oudsher hebben de dorpelingen en reizigers zich op deze bomen georiënteerd om zodoende makkelijk hun weg te vinden. Vaak werd er onder deze bomen dan eventjes uitgerust, een boterham gegeten en een kort gebed uitgesproken. Verder boden die bomen bij slecht weer  bescherming tegen regen en hagel aan boeren en landarbeiders. Ook bij felle zonneschijn was het er tijdens de middagpauze aangenaam toeven om even een dutje te doen. We zien ook in ons dorp hoe de gemeente Margraten in de buurt van onze kruisen en kapellen bomen heeft aangeplant en rustbanken heeft neergezet.Vaak zien we dat de bomen die aangeplant zijn lindebomen zijn of kastanjebomen of eiken.De keuze voor deze soorten bomen is er niet zomaar een, maar een heel bewuste keuze.

De linde

Met name de keuze voor lindebomen is opvallend. Dat de linde al heel lang als oriëntatiepunt gebruikt is langs onze wegen blijkt wel uit de twee volgende coupletten:

Waer wout ghi mi dan voeren, Stout ridder, wel ghemoet? Al onder die linden groene, Mijn lief, mijn waertste goet! Uit een middeleeuws lied: “Het daghet in den Oosten”.  

O! Wat schoon, wat bolgekruinde lindeboom, wat verre ik staan zie, blinkende in den morgendoom. Guido Gezelle (1830-1899)

De linde werd al in de oudheid als heilige boom beschouwd. In Rome werd lindeschors ingenomen tegen vergiftigingen. Ook werden zijn takken in kransen gevlochten en op het hoofd gedragen bij feesten. Bij de Germanen was de lindeboom gewijd aan de godin van de liefde en vruchtbaarheid, Freya, en stond hij te boek als heilige boom. Dat heilige bleef nadat het christendom in onze streken voet aan de grond kreeg. Toen verwees het naar Christus, die immers aan een uit lindehout gemaakt kruis was gestorven. Verder hield de linde de duivel weg, die als de dood was voor deze boom.

In de sagen zijn sommige linden de verzamelplaats van heksen. Het betreft hier meestal bomen die in de heidense tijd werden vereerd en daarom later, na de kerstening, als heksenboom werden beschouwd. Daarom werd er later door de christenen een Mariakapelletje in gehangen.

De linde was tevens de klassieke gerechtsboom: de rechters zaten ooit in zijn schaduw om er de beschuldigingen te aanhoren en recht te spreken.

In de meeste dorpen stond op een plein de dorpsboom, vaak was dat een linde. Die had allerlei functies en vooral een sociale. Onder de kroon van de boom kwamen de dorpelingen bij elkaar om te praten. Op sommige plaatsen werden de lindes in drie etages gesnoeid: een verwijzing naar de hemel, aarde en onderwereld. Om er voor te zorgen dat er altijd zo’n centrale en belangrijke plek in het dorp bleef, stond naast de echte dorpsboom vaak al een reserve-exemplaar. Als de echte om wat voor reden dan ook het loodje legde, was er meteen een nieuwe die zijn functie kon overnemen.

In de volksgeneeskunde dacht men de pijn en ziekten te kunnen overdragen op bomen (het zogenaamde besteken van bomen). Hiervoor legde men een spijker op de plaats van de pijn en nagelde die dan in de dorpsboom. In het Musée de la vie Wallone, in Luik, kan men nog een stuk van een oude lindeboom zien: over een lengte van drieëneenhalve meter is hij beslagen met zeventigduizend spijkers.

De bloesems, de bast, het sap en het hout van de linde worden tot op de dag van vandaag in de kruidengeneeskunde toegepast. Wie kent niet de bekende lindebloesemthee die als zweet-bevorderend huismiddeltje wordt gedronken bij griep en verkoudheid ?

In ons dorp vinden we de linde bij de volgende kruisen: 21 Tegen Huuskesboom aan Groeneweg 23 Splitsing Libeek-Moerslag – Mescherheide 33 Splitsing Trichterweg – Molenweg

De kastanje

Het kwam overigens ook voor, dat eiken of tamme kastanjes werden geplant bij ’n kruis. Zij werden eveneens als heilige bomen beschouwd.

In het Oude Testament wordt de kastanje drie keer vermeld. De eerste keer in de episode van Jacob en de gevlekte lammetjes.(Genesis 30; 25-43) en twee keer bij Ezechiël waar de kastanjebomen worden vergeleken met de grote macht van Assyrië. Sommige onderzoekers zijn echter van mening dat het hier om platanen gaat, en niet om kastanjebomen. Plantenbeschrijvingen uit de Oudheid worden door de vertalers soms op verschillende manieren geïnterpreteerd.

Uit een aantal volksgebruiken blijkt dat de vruchten van de kastanje in verband staan met de dood. In Piemonte, in Italië, werden kastanjes gegeten op de vooravond van Allerzielen. Men liet er ’s nachts enkele op tafel staan voor de arme doden. In Venetië at men kastanjes op het feest van Sint Maarten ( 11 november); arme vrouwen gingen zingend rond en vroegen kastanjes om hun honger te stillen. Die vrouwen stelden de zielen uit het vagevuur voor.

Op veel plaatsen in Europa geloofde men dat kastanjebomen geneeskrachtige krachten hadden. In Duitsland droeg men bijvoorbeeld kastanjes op zak tegen rugpijn, in de Verenigde Staten tegen reuma. In sommige plaatsen in Limburg werden door de jicht getroffen lichaamsdelen ingewreven met een afkooksel van kastanjebloemen.

Al in de vroege oudheid werden aan de kastanje bijzondere geneeskrachtige werkingen toegekend. Dioscorides (ca 50 n .Chr.) gebruikte de kastanje als geneesmiddel. Plinius de Oudere (77n. Chr.) raadde kastanjes aan tegen braken, buikloop en voor het bevorderen van de peristaltische bewegingen van de ingewanden. Het is duidelijk dat de kastanje ook als heilige boom werd beschouwd en daarom nu nog steeds bij kruisen en kapellen wordt aangeplant.

In ons dorp vinden we kastanjebomen o.a.: 09 Splitsing Bruisterbosch-Herkenrade-Eckelrade-Banholt (Lourdesgrot Herkenrade) 20 Splitsing Libeek – Pietersteeg 28 Kruising Eijsderweg-Achter de Höfkes- Maarlanderweg-Eindstraat

Ook de eik en de beuk werden als heilige bomen beschouwd. We vinden deze terug o.a. bij 11 Kruising Herkenrade – Heerkuil – Langsteeg  19 In bocht van de weg op grasveld voor  hoeve Libeek.

 De betekenis van deze tekens van vroomheid voor de huidige bewoners

Feit blijft, dat men vroeger het wegkruis beschouwde als een uiterlijk, voor ieder zichtbaar getuigenis van het geloof dat men beleed.

Tegelijk roept dat de vraag op naar de functie van het wegkruis in onze tijd. Belangrijk is hierbij het wegkruis zoveel mogelijk te bewaren als onderdeel van het cultuurlandschap, zoals dit onder invloed van de mens in de loop van de eeuwen is ontstaan.

Dat betekent concreet: handhaven van het wegkruis op de oorspronkelijke, door de stichter ervoor uitgekozen plaats, zoveel mogelijk in de eigen, specifieke omgeving.

In het bijzonder kan het wegkruis een teken zijn van hoop in een tijd waarin de vraag gesteld wordt naar de zin van het leven, nu mensen zich bedreigd voelen door het verloren gaan van culturele waarden, die tot voor kort nog algemeen aanvaard werden. Bedreigd ook door velerlei vormen van geweld en de aantasting van het natuurlijke milieu.

De ‘tekens van vroomheid’ in ere houden

Het leven van de mensen van vroeger werd beheerst door het geloof en was daar onlosmakelijk mee verbonden. En daarom werden en worden de kruisen in ere gehouden: ze worden versierd, ze worden schoongemaakt en geschilderd, er worden kransen omheen gehangen. Petje af, voor al deze mensen die daar zorg voor dragen. In ons dorp is er zelfs een mevrouw die al meer dan 50 jaar een bepaald kruis verzorgt.

Provinciaal en regionaal zijn er stichtingen die zich de zorg voor dit religieuze erfgoed aantrekken. ‘De Stichting Kruisen en Kapellen afdeling Sint Geertruid,’ zorgt sinds de tachtiger jaren van de vorige eeuw – tot voor kort onder de bezielende leiding van Frans Bisscheroux zaliger gedachtenis en tegenwoordig onder de begeesterende leiding van Frans Frambach – dat deze tekens van vroomheid in ere worden gehouden.

Of ook wij alles in het werk moeten stellen om de wegkruisen te behouden is eigenlijk geen vraag meer.  Dat spreekt voor zich zelf. Het zijn tekens die voort komen uit het geloof van vroegere generaties dorpsgenoten. Onze voorouders. Onze ouders.

Het zal daarom ook nooit zo zijn dat er een foto in de krant komt met een kruis vernield door de jeugd van Sint Geertruid. Het is de taak van de oudere generatie om de jongere generatie eerbied voor het religieuze en andere erfgoed voor te leven en ze te vertellen over wat onze voorouders heeft bezield en hoe het aan ons is om deze bezieling te laten voortleven.

Geraadpleegde literatuur

Egelie, Godfried C.M.                   Langs wegen en paden, Maastricht z.j.

Egelie, Godfried C.M.                   Wegkruisen in Limburg, Zutphen 1980

Egelie, Godfried C.M.                    Doorkruist Krijtland, Heerlen – Maastricht 1996

Egelie, Godfried C.M.                   Gietijzeren wegkruisen in Limburg, Zutphen 1983

Nissen, P. en Swinkels, K. (red.)    Monumenten van vroomheid, Zutphen 2004

versie 23 februari 2009

Een kruisbeeld vertelt 1

Compendium ‘Tekens van vroomheid’  wegkruis 15

Het eerste verhaal is het verhaal van het kruis onder de verkeersspiegel tegen de witte gevel van het huis met nummer 36 van de familie Gadet – Warnier gelegen aan de Burgemeester Wolfsstraat in Sint Geertruid. De kruisen in Sint Geertruid zijn gemaakt van hout, van steen, van gietijzer of van smeedijzer. Dit kruis is 131 cm hoog en 63,5 cm breed Het corpus is het beeld van het lichaam van Jezus Christus. De schacht is de naam van het onderste deel van de verticale kruisbalk

Dit gietijzeren kruis heeft ooit een graf op een kerkhof gesierd. De aandacht wordt getrokken door twee beelden: het corpus in het centrum van het kruis en een meisjesfiguur, staande op platte stenen, en leunend tegen de schacht van het kruis.

Het meisje is gekleed in een kort jurkje dat tot boven de knieën afhangt, de mouwen zijn opgerold. Haar hoofd steunt in de rechterhand, terwijl de linkerhand een krans met droogbloemen vast houdt. Naast haar voeten enkele witte bloemen met zes witte kroonblaadjes. De kleur wit van die bloemen heeft een betekenis. Wit staat voor onschuld en reinheid, maar kan ook voor de dood staan. In hogere kringen is wit de rouwkleur. Overleden pauselijke en koninklijke personen worden in het wit gehuld ten grave gedragen.

Omdat we hier te maken hebben met een wegkruis dat ooit als grafkruis heeft gediend hebben alle voorwerpen die op dit kruis zijn afgebeeld een symbolische betekenis.

Zo moet de gesloten krans met droogbloemen gezien worden als een symbool voor de onvergankelijke trouw tussen levenden en doden; de ongebroken wederzijdse liefde die sterker is dan de dood. Tegelijkertijd suggereert het ook de hoop op een blij weer-zien in het hiernamaals

Gold deze symboliek bij het grafkruis voor de band met de overle-dene, nu het als wegkruis dienst doet krijgt de zinnebeeldige betekenis van de bloemenkrans een nieuwe dimensie. Hier immers betreft ze het spanningsveld tussen de gekruisigde en de toevallige voorbijganger. De strobloemen versterken de sym-boliek van de onsterfelijkheid nog. Je kunt ze immers tot in lengte van jaren bewaren.

Tegen de schacht en de balken van het kruis zien we een rank met bladeren, vruchtjes en hechtworteltjes. Hoewel het plantkundig niet helemaal klopt, kan hier de klimop bedoeld zijn. Omdat deze plant in de winter haar groene bladeren behoudt, is ze het symbool van de onsterfelijkheid, maar ook van blijvende liefde en trouw. De plant wordt daarom ook wel gezien als zinnebeeld voor een leven verbonden met Christus.

Het apart gegoten corpus dat zich op dit kruis bevindt heeft de armen schuin naar boven gestrekt, de beide handen zijn gesloten. Het hoofd met doornenkroon neigt iets naar rechts, de geopende ogen zijn naar boven gericht. Haarlokken hangen over de schouders. Een brede lendendoek is om het middel op de rechterheup geknoopt en hangt langs het dijbeen af. De voeten die afzonderlijk genageld zijn rusten op een meegegoten voetensteun.

Rond schacht en balken van het kruis is een lang lint gewikkeld met in het centrum de letters INRI.

 Hoe lang het kruis op deze plek staat is niet met zekerheid te zeggen. Uit foto’s en mondelinge overlevering weten we dat het er in 1930 al stond. Het kruis wordt onderhouden door de familie Gadet.

Een kruisbeeld vertelt (2)

Het verhaal van het kruis dat op de hoek Libekerstraat – Julianaweg staat in de voortuin van het huis waar tot 2018 mevrouw Fien Essers – Lemmens woonde

Deze foto is van 2005

 Dit doorbroken, open, gietijzeren kruis heeft evenals het kruis uit het vorige artikel ooit een graf op een kerkhof gesierd. De hoogte van het kruis is 175 cm en de breedte 81 cm.

In het nisvormige centrum deze keer géén lijdende Christusfiguur, maar een H. Hartafbeelding. De mantel en tuniek zijn weggeslagen, zodat de blote lichaamszijde zichtbaar wordt. Met de rechterhand wijst Christus naar Zijn hart met doornenkroon. Daarboven bevindt zich een kruisje temidden van vlammen, die de liefde symboliseren.

Deze manier van afbeelden gaat terug op de visioenen van de Franse kloosterzuster Margaretha – Maria Alacoque (1647-1690). Voortbouwend op de oude traditie gaf zij een nieuwe impuls aan de verering van het H. Hart, die in de 19e eeuw tot een echte volksdevotie werd.

In de kruisvoet, op een console buiten de schacht van het kruis, staan twee apostelfiguren.

Vanuit het kruis gezien links staat Petrus, met in de linkerhand een gesloten boek. In de rechterhand draagt hij twee sleutels. Van de ene sleutel is de baard naar boven gericht, bij de andere naar beneden. In de christelijke kunst stellen ze de sleutels van de hemel en de aarde voor.( Zie Matteüs 5, 19)

Op voorstellingen uit de christelijke kunst is de ene vaak van goud en de ander een zilveren.

De gouden sleutel wijst op Petrus’ macht tot binden en ontbinden, aangeduid in de tekst: “en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn”. (Mattheüs 16.19)

De zilveren sleutel betekent dat Petrus de macht heeft onwaardigen uit te sluiten van de gemeenschap van gelovigen.

Aan de andere kant staat Paulus.

In de linkerhand houdt hij een zwaard als verwijzing naar zijn marteldood. Petrus die van huis uit een Jood was, werd gekruisigd. Omdat hij zich onwaardig achtte, wilde hij niet op dezelfde manier als Christus gekruisigd worden en werd daarom met het hoofd naar beneden gekruisigd. Paulus als Romeins staatsburger, werd onthoofd.

In de voet met nis, tussen beide figuren in, op een console van bloembladeren, een kelk met een hostie er boven, omgeven door een stralenkrans.

Aan de uiteinden van de dwarsbalk een Maltezer kruisje in een ringvormige omlijsting. De acht punten van het kruisje worden wel gezien als verwijzing naar de acht zaligsprekingen uit de Bergrede van Jezus (Mattheüs, hoofdstuk 5)

In de uiteinden elk drie kelkvormige bloemversieringen. In de schacht de dooreen geweven hoofdletters A en M (Ave Maria) in een cirkelvormige omlijsting, ornamentjes van wijnrankbladeren, een druiventros en enkele pijlvormige bladeren met trosje vruchten. Het zouden de bladeren van de aronskelk kunnen zijn. Deze plant gold in de Middeleeuwen als Mariasymbool. Misschien vanwege de lelieachtige bloeiwijze, die rechtop staat en zich naar de hemel opent. Misschien ook omdat Maria, volgens Lucas 1.36 een bloedverwante van Elisabeth was, die volgens de overlevering uit het geslacht van Aäron stamde. Als symbool sluit het ornament dan aan op het Mariamonogram erboven.

Boven op het kruis staat een urn, bedekt met diverse soorten bloemen. De urn herinnert aan de crematie van doden in de prehistorie en klassieke oudheid. Er is inderdaad geen tweede symbool dat het destructieve karakter van de dood zo sprekend aantoont. Bij een urn denk je onmiddellijk aan lijkverbranding, de totale vernietiging van onze zichtbare menselijkheid. In een geraamte herken je nog altijd de menselijke gestalte en een schedel bewaart nog altijd de meest kenmerkende wezenstrekken.

Het kruis is op deze plek door de Stichting Kruisen en Kapellen afdeling Sint Geertruid geplaatst omstreeks 1984.

In 2019 is het kruis geheel gerenoveerd.

Voorheen stond hier een betonnen kruis dat langs de randen van schacht en balken was ingelegd met schelpen.

Oudere mensen vertellen dat op deze plaats vroeger een ongeluk gebeurd zou zijn. Als dit het geval is hebben we te maken met een ongevalskruis.

Een kruisbeeld vertelt (3)

In Herkenrade vinden we op de kruising Verlengde Schoolstraat (Steegje) en de Roskuil, tussen twee geknotte populieren, ons volgende gietijzeren wegkruis.

Compendium ‘Tekens van vroomheid’ wegkruis 12

Deze foto is van 2005

Aan dit zwartgeverfde kruis is een bronzen witgeverfde gesloten corpus bevestigd. De armen zijn schuin naar boven gestrekt, de beide handen gesloten. Het hoofd, zonder doornenkroon, is naar links gekeerd en neigt iets achterover. De ogen zijn geopend. Het haar in lokken over de schouder op de rug afhangend. De len-dendoek is met een koord om het middel bevestigd. Het rechtereinde naar voren omgeslagen, het andere einde vanaf de linker heup aan de achterzijde van het bovenbeen afhangend, naar het einde toe verbreed. De voeten zijn naast elkaar genageld.

Dit kruis dat ooit een plekje op een kerkhof gehad heeft is een open doorbroken kruis. Het heeft een enigszins vergrote voet met daarin een hart waaruit vlammen opstijgen en dat omwonden is met een doornenkroon.

Op de voet van het kruis een engelenfiguur, de vleugels terzijde van het lichaam, gekleed in lange tuniek met wijde mouwen, de armen met gestrekte handen voor de borst gekruist. In de handen een kruisje.

Omdat deze engelenfiguur is aangebracht op een kruis, dat als grafkruis bedoeld was, mag het in verband gebracht worden met het lied, dat bij de uitvaart gezongen wordt wanneer, na de viering van de Eucharistie, de overledene het kerkgebouw wordt uitgedragen

 Het lied begint met de woorden: ‘In paradisum deducant te Ange-li’, ‘Moge de engelen u naar het paradijs begeleiden’. In het bijzon-der slaat deze tekst op de engelbewaarder van de overledene.

Bij de wegkruisen verwijzen de engelenfiguren bovendien naar de gebeurtenissen op Paasmorgen. ‘Wat zoekt u de levende bij de doden? Hij is hier niet, Hij is verrezen. Herinnert u, hoe Hij nog in Gallilea tot u gezegd heeft: ‘ De mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en aan het kruis geslagen, maar op de derde dag verrijzen ‘. Lucas 24, 5-7.

In de schacht van het kruis bevindt zich een ornament, een cirkel-vormig schijfje met een kruisje er op, de voorzijde is gelijk aan de achterzijde.

Schacht, voet en balken met geometrische ornamenten.

In het cirkelvormige centrum vinden we de dooreengeweven hoofdletters A M ( Ave Maria).

Eigenlijk horen die letters hier niet thuis, omdat het geen Maria-kruis is, een kruis dat de hemelopneming van Maria tot onderwerp heeft.

In de hoeken van het kruis elk een meegegoten palmetvormige stralenbundel.

De palmet is van zeer oude oorsprong. Het is een gestileerd bladbouquet van de palmboom, waarbij de langwerpige bladschijven symmetrisch geordend zijn rondom de langere bladschijf in het midden.

Het kruis staat tussen twee geknotte populieren. Voor het kruis is een bloemperk aangelegd dat omrand wordt door trottoirbanden. Ook liggen er enkele zware zwerfkeien, om de landbouwwerktuigen op afstand te houden. De verdere beplanting bestaat uit enkele buxusbollen. Regelmatig worden door leden van de Stichting Kruisen en Kapellen en buurtbewoners bloemen geplant.

In vroegere jaren werd dit kruis onderhouden door de familie Claessens uit Herkenrade.

Op de plek waar dit kruis staat bevond zich vroeger een drinkpoel voor het vee met daarachter een vakwerk veldschuur. Ook stond er toen een kastanjeboom aangeplant.

Begin 60-er jaren van de vorige eeuw stond op een meter of tien van het huidige kruis naar rechts een houten kruis. Het afdakje van dit kruis is op de bruidsfoto van het paar P. Deckers – Munnichs nog net boven het hoofd van een van de gasten te zien.

Het kruis is in 2019 gerenoveerd nadat het door een landbouwvoertuig was beschadigd. In 2020 zijn de zieke resten van de populieren weggehaald.

Kruisweg naar het ‘Bokkenrijderskruis’

Het kruis aan ‘de Galling’

Als u in Sint Geertruid aan de mensen naar het veldkruis ´aan de galling´vraagt, zullen er zelfs in Sint Geertruid mensen zijn, die niet weten waar ze dat kruis zouden moeten zoeken. Vandaar dat we bij de beschrijving van dit bijzondere kruis een wandelroute hebben bijgevoegd, die al wandelend naar de wegkruising Kruitsbergweg – Wijnweg in Bruisterbosch brengt, waar u het betreffende wegkruis zult vinden. Een mooie wandelroute naar de uiterste grens van de oude gemeente Sint Geertruid naar een veldkruis waar heel wat over te vertellen valt.

Op de plek van dit veldkruis heeft namelijk in de 18e eeuw een galg gestaan, waaraan zeker twee zogenaamde bokkenrijders op 6 november 1776 zijn opgehangen wegens hun (vermeende) deelname aan deze bende. Het waren: Ant(o)on Overkooren ( op het kruis staat Overkorn) en Leonard Eijssen.

Ter herinnering aan dit gruwelijke feit is door de Stichting Kruisen en Kapellen Margraten in 1991 op deze plek een kruis neergezet. In recent gepubliceerd onderzoek naar de Bokkenrijders zijn grote vraagtekens geplaatst bij het bestaan van deze “grote georganiseerde roversbende”. Volgens de schrijver heeft het veelvuldig toepassen van foltering bij verdachten geleid tot het noemen van honderden namen van “zogenaamde” deelnemers. De executie van honderden vermeende leden mag misschien wel de grootste gerechtelijke dwaling van de 18e eeuw worden genoemd.

Wat weten we over deze twee personen die op het bordje voor het kruis vermeld zijn?

 Eijssen, Leonard (Lein van Nuth)

Vermoedelijk afkomstig uit Margraten, gevangen gezet op kasteel Amstenrade 28 augustus 1776; geconfronteerd met Caspar van Mechelen, de bendeleider. Vonnis: galg; uitgevoerd 6-11-1776 te Margraten.

Antoon Overkooren

Woonde te Margraten; gehuwd met Jenne Ploumen; geletterd; beroep: schoenmaker. Gevangen gezet op het oude stadhuis te Maastricht 2 januari 1776; geconfronteerd met Frans Anton Brassé 7 februari 1776. Vonnis: galg; uitgevoerd 6 november 1776 te Margraten.

 Veroordeeld tot de galg

Het galgenveld lag in de regel op de grens van het dorp. In dit geval dus ‘de galling’ te Bruisterbosch. Degene die tot de galg veroordeeld was, werd van uit de gevangenis op een kar naar deze plek vervoerd, Antoon Overkooren vanuit Maastricht en Leonard Eijssen vanuit Amstenrade. Voorop liep de gerechtsbode, die de roodgeverfde justitieroede droeg. Dit was een doornen stokje, van anderhalve el lang, met gouden eikels beladen. Dan volgde de drossaard met de schepenen; rondom de kar schaarde zich de schutterij uit de parochie van de veroordeelde, met geladen buks en hanenveren op de hoed. Het vaandel en de trom waren met rouwfloers bedekt. De tamboer sloeg een treurmars.Bij de galg aangekomen vormde de schutterij een kring om de galg; het van alle kanten toegestroomde volk werd op een afstand gehouden. Dan las de drossaard het vonnis aan de menigte voor, de veroordeelde klom op de ladder en als de drossaard de justitieroede ter hand nam en die liet zakken, viel de strop.

Als na enige tijd de dood werd geconstateerd, werd het lichaam uit de strop gehaald en met ijzeren kettingen aan de galg opgehangen ‘tot het vergaan was’.

De galg gold als straf voor herhaalde diefstal en vermogensdelicten onder verzwarende omstandigheden, zo als inbraak en geweldpleging of bedreiging met geweld.

De verdachten uit de banken Gulpen en Margraten verschenen voor het hooggerecht van Valkenburg. Als eisende partij fungeerden de luitenant hoogdrossaard W. D. Vignon en de advocaat C. L. de Limpens. In de rechtbank hadden de schepenen J. Theodor Craen, J. Wateler en J. Wintgens zitting.

Waarom werden Leonard Eijssen en Antoon Overkooren tot de galg veroordeeld?

Voor geweldpleging en inbraak, zoals te lezen is in onderstaand proces verbaal.

 Overtuigend bewijs van de diefstal begaan bij de Heer Pastoor te Margraten in de nacht tussen de 21e en de 22e november 1774.

Vandaag de 15e augustus 1775 verscheen voor ons, schepenen van de Heerlijkheid en Hoofd van de bank Margraten, de Eerwaarde Heer Brand, Rooms pastoor alhier, die ten overstaan van de Heer en Meester W.L. van den Heuvel, schout(burgemeester) en crimineel officier van de Heerlijkheid voor ons verschenen zijnde, om nadere verklaringen af te leggen over de gewelddadige diefstal met huisbraak gedaan aan het huis van Eerwaarde in de nacht van de 21e op de 22e november 1774.

Zo verklaart de Z.E.H. Pastoor Brand hoe hij in gemelde nacht, omtrent één uur enig gedruis of tumult hoorde, daarvan wakker werd en na enige tijd geluisterd te hebben, merkte dat de deur van zijn slaapkamer geforceerd werd, dat door dit gebeuren hij uit zijn bed is opgestaan en uit het raam van zijn slaapkamer om hulp geroepen heeft. Na enige tijd na dit hulpgeroep geluisterd te hebben en niemand op straat te zien was, zijn slaapkamer is uit gegaan, zich naar de kerktoren heeft begeven, de klok geluid heeft, en na dit luiden zich weer naar het venster van zijn slaapkamer heeft begeven en andermaal om hulp geroepen heeft. Hierna is hij naar de keuken gegaan, waar hij zijn dienstmeid Catharina Brouwers sprakeloos en flauw gevallen voor het vuur vond.

Daarna kwamen Willem en de oude Pieter Brouwers met zijn zoon Peter en zijn dochter Geertruid bij de pastorie aan. Hier constateerde men dat de inbraak gedaan was door in de achterkeuken twee lemen wanden uit te breken. Om aan de achterkeuken te komen braken de nachtdieven eerst nog een lemen wand in de kolenstal, die gesloten was, open. Verder hebben we geconstateerd, dat de dieven de glazen kast, die aan de bovenkant voorzien was van tin- en koperwerk, en het onderste deel van de kast, waarin servetten, alsook kleding van voornoemde meid, linnengoed en mutsen van de meid, verder 30 gulden aan geld, leeggeroofd hebben.

Ook hebben de dieven het gouden kruis van de meid en het zilveren beslag van het kerkboek van de meid, dat ze met een mes van het kerkboek afgesneden hebben, en dat ook in bovengenoemde kast lag, gestolen. Verder is gestolen, koperwerk, zoals marmieten (ketels) kasserollen pannen (stoof-braadpannen) theeketels, verder schoenen en een paar muilen van de heer pastoor, ’n paar schoenen van de meid, evenals groene satijnen gordijnen die met geel afgezet waren.

Ook zijn ter zitting geroepen twee voornoemde buren, om aan de hand van sporen in de sneeuw, na te gaan welke weg de dieven genomen hadden.  Deze twee buren hadden namelijk tussen de moestuin en het koor van de kerk een zak gevonden die de dieven hadden laten vallen. Hierin bevonden zich bovengenoemde gordijnen van het bed, koperen ketels, marmieten, een paar schoenen en muilen van de heer pastoor en de schoenen van de meid.

Ambtshalve werd de heer pastoor gevraagd, wat volgens hem de waarde van de gestolen goederen bedraagt. Eerwaarde verklaart deze te schatten op ca 100 gulden.

Vervolgens heeft de pastoor wat hij hierboven verklaard heeft met de eed bekrachtigd tegenover de president, schepen van Auw en dat tevens heeft ondertekend met J. Brandt. Verder tekenden   J.H. van Auw ,  M. de Swart  en Theod. Van Craen ( schepen)

Volgt de verklaring van de meid van de pastoor

Verscheen voor ons schepenen: Catharina Brouwers , oud ongeveer 47 jaar, huishoudster van de pastoor hier, door onze gerechtsbode gedaagd, om ten overstaan van de heer schout dezer Heerlijkheid ,in forma probante,( in bewijzende gerechtelijke vorm) verklaringen af te leggen over de omstandigheden waarin zij verkeerd heeft m.b.t. de diefstal met inbraak in de pastorie alhier, in de nacht van de 21e op 22e november 1774.

Catharina Brouwers, verklaart dan dat zij in bovengenoemde nacht in de keuken van de pastorie in bed lag, en in haar eerste slaap zijnde, geen braak of ander geluid gehoord hebbende, plotseling wakker geschrokken is van licht in de keuken; dat drie á vier onbekende mannen voor haar bed stonden met een groot bajonetmes in de hand, en dreigden haar daarmee in de borst te steken.

Zij verklaart verder dat zij hierdoor zo geschrokken was, dat ze flauw gevallen is en verder dus niets anders kan verklaren dan dat de mannen een taaltje spraken dat zij zich door de schrik niet meer kan herinneren.

Dat verder, toen de pastoor na de diefstal in de keuken kwam, hij haar nog in flauwte op de grond voor het vuur gevonden heeft, zonder te kunnen zeggen wie haar daar gebracht of hoe zij daar gekomen is.

Dat haar buren haar weer op het bed hebben gelegd. Dat zij later geconstateerd heeft, dat van haar gestolen zijn: een gouden kruis, een zilveren beslag van het kerkboek, ca 30 gulden contant geld, 20 witte mutsen, 2 neteldoeken neusdoeken, een paar zilveren gespen, een capotje (hoedje met halsbandje), een paar edelstenen in zilver gezet, hemdknopen, die de dieven haar uit haar hemd hebben gehaald toen ze daar in flauwte lag.

Ook had zij aan haar hemd en op haar arm enkele zwarte vlekken, die veroorzaakt moeten zijn door degene die haar de knopen heeft afgedaan.

Gevraagd naar de geschatte waarde verklaart zij dat die minstens 100 gulden bedraagt.

Op de vraag of zij iemand van de dieven herkend heeft, verklaart zij onder ede van neen.

Ook heeft zij na duidelijke voorlezing aan handen van de Heer President Schepen van Auw, dit met de eed bekrachtigd en ondertekend met C. Brouwers.

Verder tekenden:  J.H. van Auw,   P. van den Heuvel,  M de Swart, J. Wateler,                    Theod.Van Craen en  L.Wintgens

Uittreksel uit de eigen verklaring onder “scherper examen”gedaan ten overstaan van de Weled.Gestrenge Heer Mr. L.W. van den Heuvel, schout en criminelen officier van de Heerlijckheid en hoofd van de Bancke Margraten door: Anton Overkooren gedetineerde op het oude stadhuis te Maastricht

 (als men overtuigd was van schuld bij de verdachte, maar deze bleef toch ontkennen, dan werd overgegaan tot het zg. “scherper examen”, marteling dus . Dit werd uitgevoerd in de “pijnkelder” in het bijzijn van de beul)

Dinsdag de 2e januari 1776 in de namiddag is voor ons schepenen verschenen de gedetineerde Anton Overkooren ten einde over de overgebleven punten verhoord te worden. Ook is hij aangemaand de waarheid te spreken, nadat hij geantwoord had tot de beruchte bende te behoren, die al 20 jaren diefstallen pleegt.

Hij is medeplichtig geweest en heeft daadwerkelijk aan de diefstallen meegewerkt.

Ook verklaart de gedetineerde, dat meerdere personen tot hun bende behoren en bij diefstallen heeft zien meehelpen .

Op de vraag of tussen deze personen een verbond gesloten is, verklaart de gedetineerde dat ongeveer een jaar geleden wel degelijk een verbond gesloten is in een weiland van de heer De La Croix gelegen in IJzeren

Het was in de vastentijd van het jaar 1775 toen het zich heeft afgespeeld zoals volgt:

Hij, Anton Overkooren, werd gevraagd door iemand van Strucht, om eens naar Strucht te komen, naar een bepaald adres in de straat waar men de berg op gaat. Er is mij toen gevraagd deel te nemen aan de oprichting van een nieuwe broederschap, en dat de voornoemde weide, de vergaderplaats zou zijn. Ook ben ik de maandag daarna met enkele personen naar de genoemde weide gegaan. Hierbij was ook aanwezig, Caspar van Mechelen, tollenaar, wonend te Schin op Geul tegenover de kerk.

Deze Caspar van Mechelen voerde het woord en heeft tegen hen gezegd en hun ook verzocht samen een nieuw complot te willen sluiten zoals de oude bende ook gehad had. Ook moesten zij trouw zijn aan de bende, en moesten proberen meerdere personen voor de bende warm te maken, om zodoende nog meer inbraken te kunnen plegen.

Alles zou dan eerlijk verdeeld worden. Ook mocht de een de ander niet verraden, zelfs niet als hij in handen van de politie gevallen was en onder martelingen moest verklaren wie nog meer tot de bende behoorden. Mochten ze toch ter executie gebracht worden, moesten ze al hun eerdere verklaringen weer herroepen.

Om het verbond nog meer kracht bij te zetten, moesten ze in een kring gaan staan. Midden in de kring stond Caspar van Mechelen, die hun verzocht de eed te willen afleggen . Toen hebben alle aanwezigen, op aanraden van Caspar van Mechelen, twee vingers van hun rechterhand opgestoken en de eed afgelegd. Hierbij werd God afgezworen, en de duivel tot hun patroon en voorspreker genomen. De gedetineerde verklaart verder dat hij en zijn makkers toen uit handen van Caspar van Mechelen een kroon gekregen heeft. (muntstuk)

Op woensdag de 3e januari 1776 gaan de verhoren door en wordt Antoon Overkooren ten strengste aangemaand de waarheid te spreken en de rechter alles wat hij weet te vertellen.

Hij verklaart dan medeplichtig te zijn geweest aan diefstal gepaard gaande met kneveling van de aanwezige mensen begaan bij dhr Walraven in de Maasband. Hierbij was ook Caspar van Mechelen uit Schin op Geul aanwezig, tollenaar, en wonend tegenover de kerk.

Op de middagzitting gaan de verhoren verder . Antoon  Overkooren  verklaart dan medeplichtig te zijn geweest bij de diefstal bij Martinus Schroeders, waarbij ook weer Caspar van Mechelen aanwezig was.

Ook bekend de gedetineerde medeplichtig te zijn bij de diefstal met huisbreuk en knevelarij van de aanwezige mensen bij Henricus Ritzen in het Panhuis te Wijnandsrade, waarbij ook aanwezig was Caspar van Mechelen.

 Vervolg van de verhoringen op 4 januari 1776.

Hier verklaart Antoon Overkooren vrijwillig, dat hij ook medeplichtig is geweest aan de gewelddadige diefstal begaan ten huize van de heer pastoor van Margraten ongeveer een jaar geleden, waarbij ook Caspar van Mechelen aanwezig was.

 Bij de verhoren op 5 januari 1776 is de gedetineerde bij zijn eerdere verklaringen gebleven .

 Was getekend, bij afschrift F. De Lacroix te Schin op Geul

Confrontatie gehouden op het kasteel van Amstenrade, tussen Caspar van Mechelen (gevangene) en Leonard Eyssen (gevangene)

Ten overstaan van de Weledelgestrenge Heer Mr. L.W. van den Heuvel, schout en Criminelen Officier van de Heerlijkheid en bank van Margraten

Tussen Caspar van Mechelen, gevangene op het kasteel van Amstenrade, en Leonard Eyssen, gevangene te Valkenburg.

Rechtszitting op het kasteel van Amstenrade, maandag 26 augustus 1776, 11 uur voormiddag

Zijn voor ons verschenen Caspar van Mechelen en Leonard Eyssen, beide gedetineerden, welke aangeraden zijn de oprechte waarheid te bekennen, verklaren het volgende:

1. Caspar van Mechelen verklaart Leonard Eyssen wel te kennen, hij noemt hem Leen, en vertelt dat Leen woont of werkt bij Mertens en dat hij verschillende keren bij hem thuis geweest is in Schin op Geul.

Leonard Eyssen verklaart Caspar van Mechelen niet te kennen.

2. Beiden verklaren over en weer nooit enige vriendschap met elkaar gehad te hebben.

3. Caspar van Mechelen verklaart tot de groep nachtdieven te behoren en verklaart eveneens dat hij Leonard Eyssen bij het plegen van diefstallen heeft zien meehelpen.

Leonard Eyssen verklaart niet tot de bende nachtdieven te behoren.

4. Caspar van Mechelen verklaart aan diefstallen te hebben meegewerkt. Verder blijft hij bij zijn eerder gedane verklaringen met betrekking tot Leonard Eyssen, de oprechte waarheid gesproken te hebben en zo voor Gods rechterstoel te willen verschijnen.

Verder verklaart hij dat L.Eyssen verschillende keren bij hem thuis gegeten en gedronken heeft, zonder dit te betalen.

Leonard Eyssen verklaart aan geen enkele diefstal medeplichtig te zijn geweest. Ook verklaart hij dat hij gewerkt heeft bij Jan Mertens in Margraten. Dat daar toen twee dochters van Caspar van Mechelen woonden, nl. Anna Catharina en Ida, en dat hij daardoor verschillende keren bij Caspar van Mechelen thuis geweest is in Schin op Geul, en hem daar ook gezien heeft.

Na duidelijke voorlezing van het bovenstaande bleven beide verdachten bij hun verklaringen en hebben eigenhandig getekend of gehandmerkt,

 Caspar van Mechelen                              X    Dit x-merk heeft Leen Eyssen zelf gezet.

 Was getekend: Lindemans, Horstmans, De Lacroix, van Auw, de Swart, Theod. Van Craen

Te Schin op Geul om 12.45 uur.

Declaratie van voorschotten gedaan door den Hoogedele Baron de Hain et Houffalize, als Heer van Gulpen en Margraten, voor de kosten van gevangenhouding en executie van de criminelen van genoemde banken

Ten eerste van Margraten, Antoon Overkooren en Leonard Eyssen

Betaald aan G.Furnau,gevangenbewaarder op het oude stadhuis te Maastricht, wegens detentiekosten en ten behoeve van de zaak gedane uitgaven aan de twee gedetineerden respectievelijk van 18 en 25 december 1775 tot 6 februari 1776 volgens rekening f.75,-.

Idem aan de gevangenbewaarder Bogman te Valkenburg wegens detentiekosten van dezelfde personen van 6 februari tot 6 juni 1776  volgens rekening 2   f 103-14

Ook aan Bogman betaald , kosten van verteer door beide personen over de periode 7 juni tot 6 oktober volgens rekening 3              f 79,-6

Ook aan Bogman betaald kosten van verteer van beide gedetineerden van 7 oktober tot 6 november 1776 rek. 4                                        f 24,-5

Betaald aan Willem Frissen voor rit per postkoets, om de heer Professor Vrijthoff en heer Doctor Boijmans naar Valkenburg bij de foltering van beide gedetineerden te brengen volgens rekening 5                 f 8,-10

Betaald aan J.W.Ubags, de hiervoor genoemde Doctores, de Heren van het Gerecht van Margraten, de beul, leden van de schutterij enz. voor dezelfde gedetineerden volgens rekening 6.                                        f 36,-14

Idem voor twee agenten die de gevangenen naar de verhoren en executie hebben geleid volgens rekening 7.                                         f 16,-10

Aan de beul J.Hamel, om de twee gevangenen op de pijnbank te leggen en hun doodvonnis te voltrekken ( ophanging aan de galg) volgens rekening 8    f 149

Aan Nicolaes Coopmans werden betaald de kosten van de maaltijd genoten door de heren van het gerecht op 6 november 1776, exclusief de kosten van de wijn,    volgens rek 9                                                           f37,-

Aan juffrouw Beckers voor 16 flessen wijn geleverd voor de executiemaaltijd     Volgens rekening 10                                f 16,-

Ook nog betaald aan de gevangenbewaarder Bogman voor wat hij ook nog heeft uitgegeven aan Grommet bier en brandewijn, vuur en licht volgens rek. 11 f 4,-9

Aldus bedragen de voorschotten aan detentie en executie van de twee gevangenen van Margraten, behoudens vergissing, f 550 en twaalf stuivers, Maastrichtse koers.

 (de cijfers achter de komma zijn stuivers)

Afstammelingen Antoon Overkooren –(1776)  x   Joanna Ploumen  (Schoenmaker te Margraten) Mar.Agn. Overkooren – 1824  x Valkenburg  1811  Petr. Pool – (1825) Joh.Petr.Pool (1814 – 1841)     x Valkenburg  1839 An.Cath. van Eyl

Uit documenten van de Bokkenrijders: Gerechtskosten.

 Rekening van Chirurgijn (heelmeester die tevens barbier was) Thomas Corriaux Periode mei 1775 – januari 1776 Gevaceerd voor Leenje van Nut  (Openstaande rekening van Leonard Eyssen)

 Van den 28 maart tot 12 april, 15 rijsen            f  3,-  15 stuivers Aan Medicamenten verbruikt: Tinet Spic. X         f 3,- Bals Univ. 11 uncia                                                 f 1,-   5      “ Linne voor verbande                                              f 1,-   2      “          Totaal                 f  9, –  2 stuivers

De Wandeling

U begint deze wandeling van ongeveer 9 km  tegenover de kerk. waarvan de oudste delen dateren uit de 11e eeuw. In latere eeuwen zijn er nog verschillende verbouwingen geweest, waardoor de kerk romaanse, gotische en classicistische kenmerken vertoont. Sint Geertruid is overigens genoemd naar de patroonheilige van de kerk: de heilige Gertrudis van Nijvel

1.    Als u De Koekenpan verlaat loopt u rechts- af de  Dorpsstraat in. Na 100 m passeert u aan de linkerkant het voormalige gemeentehuis.

U nadert een kruising, waar u aan de lin-kerkant een kruis aantreft tegen de witte gevel van de eerste school van Sint Geertruid, waar tot 1881 onderwijs gegeven werd. Jammer dat we het originele eeuwenoude corpus dat ooit dit kruis sierde hier niet meer kunnen bekijken, omdat het uit veiligheidsoverwegingen in de parochiekerk is opgehangen.

2. We lopen rechtdoor de Schoolstraat in. Aan  de linkerkant ligt het Gemeenschapshuis.

3. Op een viersprong loopt u rechtdoor het steegje in. Op de volgende viersprong vindt u aan de linkerkant een gegoten veldkruis. Dit kruis was oorspronkelijk een grafkruis.U kunt dit o.a. zien aan:

De engel: Bij het verlaten van de kerk zingt het koor: “Mogen de engelen U naar het paradijs begeleiden”.

Het hart met doornenkroon: (helemaal aan de onderkant van het kruis !!) herinnert aan de ver-wondingen die de zonden van de mensen aan dat hart toebrachten.

4. U gaat nu rechtdoor de veldweg op, waar u links akkers en rechts een weiland aantreft. Aan de rechterkant ziet u de bebouwing van Herkenrade, een gehucht van Sint Geertruid.

5. Bij het bereiken van de verharde weg ziet u aan de linkerkant een veldkruis dat in de in 1998 opnieuw opgebouwde Mariagrot is opgenomen.

6. U steekt voorzichtig de verharde weg Herkenrade – Bruisterbosch over en loopt aan de overkant de geasfalteerde veldweg in.

7. U blijft deze weg volgen, ook als hij naderhand overgaat in een ongeasfalteerde veldweg en gaat dan na 200 meter scherp Rechts.

8. Boven op de top van de heuvel op T-splitsing gaat u  Links.

9. U bereikt spoedig de geasfalteerde weg Bruisterbosch-Banholt en gaat hier Links.

10.  Dan neemt u de eerste veldweg Rechts.

11.  Deze weg blijft u volgen totdat u bij een T-splitsing met een geasfalteerde weg aankomt. Hier gaat u Rechts.

12.  Na ongeveer 200 meter gaat deze weg over in een ongeasfalteerde veldweg.

13.    Op een kruispunt van holle wegen blijft u rechtdoor lopen in de richting van een rood veldkruis. Dit kruis stond tot 1967 op de weg Sint Geertruid – Bruisterbosch waar naar rechts een veldweg afsloeg. Deze veldweg is bij de aanleg van de nieuwe weg naar Banholt vervallen. Dhr. Munnichs heeft het veldkruis toen op zijn huidige plek geplaatst.

14. Het rode veldkruis passeert u aan de Linkerkant. U loopt de voor u liggende holle weg omhoog.

15. Boven op de top van de heuvel aangekomen ziet u voor u Margraten liggen.

16. U daalt de heuvel af en bereikt dan op een viersprong het doel van de wandeling: het bokkenrijderskruis bij ‘de galling’. Verdere bijzonderheden over dit kruis zijn u samen met deze route uitgereikt.

17. Omdat we zo weinig mogelijk gebruik willen maken van wegen met autoverkeer, loopt u dezelfde weg die u net gekomen bent een kort stukje terug.

18. U komt weer langs het rode veldkruis, maar neemt nu de 1e veldweg (holle weg) Rechts. Aan de linkerkant in de berm ziet u vossenholen.

19. Bij een viersprong gaat u naar Links. Spoedig ziet u de eerste huizen van Bruisterbosch opdoemen.

20. Na huisnummer 23, gaat u op de T-splitsing naar Rechts. Vóór dat u dit doet bekijkt u op de linkerhoek tegen de mergelwand van het huis met huisnummer 25 een kruis met er onder een “verdwaalde” grenssteen van de oude gemeente Sint Geertruid.

21.  Bij een groen gevelkruis, tegenover de Mariakapel uit 1949 gaat u Links.

Bijzondere ornamenten aan dit vroegere grafkruis: De engel, die de ziel van de overledene naar de hemel begeleidt. Een rietstengel: De soldaten geven in het lijdensverhaal Jezus een rietstengel in de hand. Klimopbladeren als symbool van onsterfelijkheid.

22.  U passeert “gen maar”, een groepje huizen, waar in 1157, zeven inwoners van Breust ieder 5 ha pas ontgonnen grond kregen om een landbouwbedrijf te starten. Deze grond lag hier rechts van de weg.

23.  Rechts ziet u de toren van het Amerikaanse kerkhof, waar gesneuvelde Amerikaanse soldaten uit de Tweede Wereld-oorlog begraven liggen.

24.  Beneden aan de weg die u loopt is rechts een bosje dat een vroegere mergelkuil verbergt waar vóór 1800 mergel werd gedolven om het land te “ bemergelen”.

Boven aan het heuveltje aangekomen ziet u rechts de kerktoren van Eckelrade en links die van Sint Geertruid.

25.  U nadert nu Eckelrade en gaat bij een veldkruis met de tekst:” Geloofd zij Jezus Christus, bid voor ons” naar Links. We denken hier te doen te hebben met een hagelkruis. Dit kruis staat al op oude kaarten uit 1918 aangegeven.

26.  Op een driesprong houdt u Rechts aan.

27.  Bij een metalen veldkruis bij bank loopt u rechtdoor. Op deze plek stond al in 1865 een veldkruis.

28.  We lopen nu via de Valkenburgerweg weer de bebouwde kom van Sint Geertruid binnen.

29.  Einde weg Rechts, einde weg Links, op viersprong Rechts en u bent weer in de Dorpsstraat. U loopt terug naar de startplaats bij De Koekenpan.

7 april 2009 © Bert Nijsten en René Houben